Schommel maken

Maak de schommel met een hoogte, breedte en diepte van 270 cm. Houd er rekening mee dat de palen 310 cm lang moeten zijn, omdat de palen ook nog 40 cm de grond in moeten voor de stevigheid van de schommel.

We beginnen door aan de linkerzijde twee zijstaanders van 310 cm lengte, onder een hoek van 60 graden neer te leggen. De twee palen vormen een gelijkbenige driehoek, wanneer de basis ook 310 cm is, zoals de lengte van een staander.

Om montage van de staanders mogelijk te maken zonder bovenbalk, maken we hiervoor een passtuk. Dit passtuk (A) met dezelfde afmetingen als de bovenbalk, zorgt ervoor dat de bovenbalk na montage precies in de opening valt.

Maak de staanders passend en zaag de uiteinden weer onder een hoek van 60 graden. Positioneer het dwarsbalkje (E) zo dat de bovenbalk er op rust wanner je het passtuk weghaalt. Zet het dwarsbalkje vast met behulp van 4 moerbouten, breng telkens een sluitring aan tussen bout en moer. Fixeer elke moer met een extra borgmoer, die je tegengesteld vastdraait.

Om torsen en scharen van de schommel tegen te gaan, breng je een dwarsbalk (B) aan van 150 mm breedte. Hier komt straks de schaarbalk (C) tegenaan te zitten, waarop de bovenbalk (D) steunt. Deze draagconstructie maak je voor zowel links als rechts.

Monteer op dezelfde wijze de rechter staanders met de dwarsbalk en de schaarplank. Deze moeten het spiegelbeeld vormen van de linker staanders. Plank en dwarsbalk komen aan de binnenzijde van de schommel.

Steek de bovenbalk in de vrije opening aan de bovenzijde van de staanders en boor gaten door de dwarsbalk en staanders. De plank en de draagbalk komen aan de binnenzijde te zitten. Verbind de bovenbalk aan de staanders met slotbouten, sluitringen en moeren. Breng tenslotte de extra borgmoeren aan en draai die tegengesteld vast. Doe hetzelfde aan de rechterzijde.

Neem een plank van 150 x 22 mm en zaag beide uiteinden onder een hoek van 45 graden, op een lengte van ±60 cm af. Plaats de twee balken zowel aan de linker- als de rechterzijde onder de bovenbalk en zet die vast met slotbouten, ringen en moeren.

Om de staanders extra stabiliteit te geven, monteer je aan weerszijden een stabiliteitsplank tussen de twee staanders. Je kan weer een plankmaat van 150 x 22 mm gebruiken.

Omwille van de veiligheid moet je de schommelstaanders ingraven. Vóór het ingraven, schroef je enkele bouten onderaan in de paal, zodat de paal zich goed verankert na het storten van het cement.

Graaf met een smalle spade of grondboor een smalle kuil op een diepte van ±40 cm.

De paal kan worden gefixeerd met betonspecie. Mengverhouding: 1 kg grof zand, 1 kg grind en 0,5 kg cement. Je kunt ook sneldrogende droge mortel gebruiken en direct uit de zak in de kuil strooien en wat water toevoegen.

Let goed op bij het beton storten dat de palen onderling in rechte lijn blijven. Controleer met een waterpas op de bovenbalk en de stabiliteitsplank, of het geheel waterpas staat. Tenslotte stamp je de grond rond de vier palen goed vast.

De oogbouten voor de schommels komen in de bovenbalk. De oogbouten voor de schommel verdeel je vanuit het midden van de bovenbalk, op onderlinge afstand van circa 50 cm. Boor de gaten voor de 4 oogbouten. Zet ze vast met sluitringen en moeren en breng extra borgmoeren aan, die je tegengesteld vastdraait. Met behulp van een schroevendraaier die je door het oog steekt, draai je de oogbouten op één lijn.

Voor het maken van één zitje neem je twee plankjes (125 x 22 mm) met een lengte van 450 mm. Deze monteren we met eenzelfde plankje dwars op de lengte van 250 mm. Je krijgt dan een zitje van 250 x 450 mm. Boor 4 gaten door het zitje voor het doorvoeren van het touw. Leg onder het zitvlak 4 stevige knopen van voldoende dikte en laat het touw als een grote lus doorlopen door de bajonethaak (of karabijnhaak). Met deze constructie zijn de zitjes gemakkelijk op te hangen en later weer op te ruimen.